Wat je van bloed weet / Philip Huff

Ik kreeg onlangs een heel klein boekje: Bloed van Philip Huff. Het was er een uit de serie Literaire Juweeltjes een leesbevorderingsproject dat al sinds 2006 bestaat. Iedere maand komt er een nieuw deel uit met daarin een verhaal van een bekende Nederlandse of Vlaamse auteur, met in elk deel een kortingsbon of verlootbon voor een gratis boek. “Zo proberen we van niet-lezers lezers te maken, en van weinig-lezers hopelijk graag-lezers.” Ik weet niet wie precies de beoogde doelgroep is (“mensen, en vooral jonge mensen”) en of de uitwerking bekend is, maar bij mij sloeg het aan: Bloed bevat het begin van Philip Huffs roman Wat je van bloed weet. En het kleine boekje had me zodanig bij de strot gegrepen dat ik maar gauw het hele boek heb gereserveerd om verder te lezen.

De verteller (in jij-vorm) groeit op als middelste in het gezin met oudere zus en jonger broertje in een vrijstaande villa in het Gooi. De kinderen groeien welvarend op, met hockey en alles wat bij een Goois kakgezin hoort, maar dan wel met ouders die het leven, hun huwelijk en hun kinderen niet aankunnen en uiterst gewelddadig naar elkaar en naar de kinderen zijn. Wat vooral schokkend en hartverscheurend is, is dat Philip Huff in dit boek zijn eigen jeugd heeft beschreven. Of zoals hij het zelf zegt in het Woord van dank en verantwoording: “Wat je van bloed weet is gebaseerd op mensen en gebeurtenissen uit mijn leven” en “Het kostte bijna veertien jaar om dit boek te schrijven. Ik wilde iets zeggen over mijn jeugd wat waarachtig voelde en ik wilde pas stoppen als dat – naar mijn idee -gelukt was.”

Ondanks de afstandelijke jij-vorm waarin het boek is geschreven, en waar ik ook wat moeite mee had, zat ik verschrikkelijk in het verhaal. Het greep me enorm aan en bleef in mijn hoofd hangen. Philip beschrijft overigens niet alleen de kinderjaren, maar het hele proces: van de jonge jaren, de puberjaren waarin hij steeds kwaaier werd en steeds meer met smoezen wegbleef van huis, schuldgevoelens vooral om zijn broertje, indirecte lichamelijke schade, ingewikkelde relaties, brieven, breuk met ouders, verwerking en ermee dealen.

Wat je van bloed weet is akelig, schokkend en hartverscheurend, en toch ook heel mooi. En eigenlijk ook hoopgevend. Je ziet hoe de drie kinderen voor elkaar proberen te zorgen en dat er ook mensen zijn (oom en tante, vriendinnetje en haar moeder) die de kinderen wat troost, liefde en een veilige plek proberen te bieden. Je ziet hoe de kinderen ermee omgaan, allemaal op hun eigen manier. En dat ze er alle drie voor kiezen om er niet in te blijven hangen en niet ook zo te worden. Het is niet makkelijk, maar zoals de jij-persoon op het einde denkt (citaat van Camus): “Vrijheid is niets anders dan een kans het anders te doen.”